Ga naar de inhoud

OOWGEDS IN BILLEKES : LES 15, p. 56, 57, 58 en 59

Les 15, p. 56 en 57

LES 15, p. 56 en 57

Voor de juiste uitspraak en schrijfwijze, zie bij Publicaties op deze site: Praktische Grammatica, p. 17 – 22, of Lexicon van het Hoegaards dialect, p. 7 – 14.

  • Woordenschat: tès = zak / owale = halen / zjust = juist / vénge = vinden / stèèke = steken / twieje kiejere = tweemaal / droweje = draaien / betele = struikelen
  • Vragende voornaamwoorden (Grammatica p. 54) / wèè?  = wie?  verwa?  = waarom oows / woows ? = hoe
  • Vervoeging van stowen (Grammatica p. 64, 59) / Opgelet voor korte vormen: stowet of sto (t)
  • Vervoeging van gowen (Grammatica p. 63, 59) / Ook verkorte vormen: ‘Ne go no zen tès’
  • Opgelet voor uitspraak: tès = zak / ’t és = het is
  • Vervoeging owale = halen (Lexicon p. 204) / Hoofdtijden : èlde , gèld / vervoeging OTT: ig owal, gèè èlt, ééjàn èlt, wèllen owale …
  • Slajtel / slajter: Veel woorden hebben nog een dubbele vorm, naargelang de graad van oud Hoegaards bij de spreker: làjper / làjpel/ rèèkele / rèèkene …
  • Voorzetsels (Grammatica p. 84) / vaj = voor / no = naar / ààt = uit / in = in
  • Bezittelijke voornaamwoorden (Grammatica p. 52) / zen ààs, zen tès, zen àchterdaj, …
  • Vervoeging ‘vénge’ = vinden (Grammatica hoofdtijden p. 59) /vénge – veng – gevenge
  • Werkwoorden: àwpe = hopen / droweje = draaien
  • Uitspraak woorden met doffe e (Grammatica p. 20) / betele = struikelen / bechele = hoesten / gebele = overgeven
  • Vervoeging deng / doown (Grammatica p. 63) / klassiek Hoegaards: deng / i.v. Tiense en Nederlands: doown
Les 15, p. 58 en 59

LES 15, p. 58 en 59

Voor de juiste uitspraak en schrijfwijze, zie bij Publicaties op deze site: Praktische Grammatica, p. 17 – 22, of Lexicon van het Hoegaards dialect, p. 7 – 14.

  • Woordenschat: ter ààt zéng = eruit zien = lijken / aaïk = eik / sjambrant = deurstijl / kléngk = klink / mé de daj in ààs valle = spreekwoord / kowamer = kamer / nowam = naam
  • Woorden rond woning (Grammatica p. 122) / sjambrant = deurstijl / ààs = huis / daj = deur / kapstèk = kapstok / tööfel = tafel / plèk = plaats / kowamer = kamer / kléngk = klink
  • Vervoeging van gowen / stowen / zéng (Grammatica p. 63, 58, 59) / N’és gegowen / ne zeuj de tööfel stowen
  • Vervoeging werkwoord dréngke (Grammatica p. 58) / àj ter gedrengke? = heeft hij gedronken?
  • Àj ter gedrengke?: inversie (Grammatica p. 47, voetnoot 71) / Volgens Vandenbosch (1955) moet hier ‘ter’ gebruikt worden en niet ‘em’, maar in het hedendaagse Hoegaards worden beide gebruikt.
  • Voorstelling familie (Grammatica p. 112) / vraa = vrouw / nowam = naam